ECLI:NL:CRVB:2018:3063

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 september 2018
Publicatiedatum
5 oktober 2018
Zaaknummer
17/6720 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake intrekking aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen en ontvankelijkheid bezwaarschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellanten, die niet verschenen waren, hadden bezwaar gemaakt tegen de intrekking van hun aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb had deze intrekking doorgevoerd over de periode van 9 december 2013 tot en met 31 maart 2016 en had een bedrag van € 6.238,17 teruggevorderd. De rechtbank had het beroep van de appellanten gegrond verklaard, maar het bezwaar tegen het besluit van 31 maart 2016 niet-ontvankelijk verklaard wegens onverschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 12 mei 2016, maar dat het bezwaarschrift pas op 17 mei 2016 door de Svb was ontvangen. De appellanten konden niet aannemelijk maken dat het bezwaarschrift eerder was ingediend. In hoger beroep herhaalden de appellanten hun eerdere gronden, maar de Raad vond geen aanleiding om af te wijken van het oordeel van de rechtbank. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.6720 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 augustus 2017, 16/7499 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellanten] te [woonplaats] (appellanten)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 4 september 2018
Zitting heeft: O.L.H.W.I. Korte
Griffier: J. Tuit
Appellanten zijn, met bericht, niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Stahl-de Bruin.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Bij besluit van 31 maart 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 7 oktober 2016 (bestreden besluit), heeft de Svb de aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen van appellanten ingetrokken over de periode van 9 december 2013 tot en met 31 maart 2016 en over deze periode een bedrag van € 6.238,17 van appellanten teruggevorderd.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het bezwaar tegen het besluit van 31 maart 2016 niet-ontvankelijk verklaard wegens onverschoonbare termijnoverschrijding en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit. De rechtbank heeft daartoe – in de kern weergegeven – overwogen dat tussen partijen niet in geschil is dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 12 mei 2016. Het op 12 mei 2016 gedateerde bezwaarschrift is door de Svb op 17 mei 2016 en dus na het eindigen van de bezwaartermijn ontvangen. Appellanten zijn er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat het bezwaarschrift eerder, en wel uiterlijk op 12 mei 2016 om 24:00 uur, bij de Svb is binnengekomen. De gemachtigde van appellanten heeft gesteld dat het bezwaarschrift per koerier bij de Svb is bezorgd. De overgelegde e-mail van het koeriersbedrijf van 19 juni 2017, waarin is vermeld dat op 12 mei 2016 een poststuk bij de Svb aan de [adres] te [plaats] is afgeleverd, bevat geen informatie over welk stuk op 12 mei 2016 bij de Svb is afgegeven. Daarnaast ontbreekt een door de Svb getekend bewijs van aflevering.
De gronden die appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd zijn in wezen een herhaling van wat zij ter zitting in beroep hebben aangevoerd over de ontvankelijkheid van het bezwaar. De rechtbank is gemotiveerd op die stellingen ingegaan. Appellanten hebben geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de betrokken stellingen in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig is. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat het bezwaarschrift, dat niet gewone post verstuurd is, tijdig, dus op 12 mei 2016 bij de Svb is binnengekomen.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) J. Tuit (getekend) O.L.H.W.I. Korte

IJ