Uitspraak
16.7439 ANW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt de Staat tot betaling aan appellante van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 500,-.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW). Appellante, woonachtig in Frankrijk, had een aanvraag ingediend voor een nabestaandenuitkering na het overlijden van haar echtgenoot in 2014. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had deze aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet als ingezetene van Nederland kon worden beschouwd en dus niet verzekerd was voor de ANW. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep betoogde appellante dat de rechtbank onvoldoende rekening had gehouden met de bijzondere omstandigheden van haar geval. De Raad oordeelde echter dat de Svb en de rechtbank ten onrechte de bepalingen van de ANW hadden toegepast. De echtgenoot van appellante bevond zich in een grensoverschrijdende situatie en was als migrerend EU-burger onderworpen aan de Europese Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en nr. 987/2009. De Raad concludeerde dat de echtgenoot vanaf 25 juni 2013 zijn gewone centrum van belangen in Frankrijk had en dus niet als (verplicht) verzekerde voor de ANW kon worden aangemerkt.
Daarnaast heeft appellante schadevergoeding gevorderd wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden en kende een immateriële schadevergoeding van € 500,- toe aan appellante. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, met verbetering van gronden, en de Staat werd veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan appellante.