ECLI:NL:CRVB:2018:3138
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, die eerder een WIA-uitkering ontving, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin werd vastgesteld dat zij met ingang van 19 januari 2015 niet langer recht had op een WGA-uitkering. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep ging. De Raad beoordeelde of de beëindiging van de WIA-uitkering terecht was. Appellante voerde aan dat haar gezondheidstoestand was verslechterd en dat de beperkingen die voortvloeien uit haar ziekte, de ziekte van Bechterew, onvoldoende waren meegewogen. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van appellante voldoende in acht waren genomen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen, medisch passend waren voor appellante. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.