ECLI:NL:CRVB:2018:3142
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WGA-vervolguitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellant, die als timmerman heeft gewerkt, heeft zich op 14 november 2012 ziek gemeld en ontving een loongerelateerde WGA-uitkering. Het Uwv heeft zijn mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 40% en later op 35 tot 45% voor de WGA-vervolguitkering. Appellant is van mening dat zijn medische beperkingen zijn onderschat en dat de geselecteerde functies niet passend zijn.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig heeft plaatsgevonden en dat er geen aanleiding is om aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit te twijfelen. Appellant heeft geen objectieve medische gegevens ingebracht die zijn standpunt onderbouwen. De geselecteerde functies zijn in medisch opzicht geschikt, en de arbeidsdeskundige heeft voldoende gemotiveerd waarom deze functies passend zijn voor appellant. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen.
De uitspraak is gedaan op 11 oktober 2018 door de Centrale Raad van Beroep, waarbij de rechtbank in haar oordeel is gevolgd dat de FML correct is ingevuld en dat de geselecteerde functies geen onacceptabele schokken en stoten met zich meebrengen.