ECLI:NL:CRVB:2018:3159
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van besluit inzake alimentatie en bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 21 februari 2017. De appellant, die niet ter zitting verscheen, had het college van burgemeester en wethouders van Tilburg verzocht om herziening van een besluit waarbij over de maanden februari, maart, april en mei 2015 ontvangen alimentatie op de bijstand was ingehouden. De appellant verzocht om de ingehouden bedragen alsnog uit te betalen.
De rechtbank had eerder overwogen dat er geen grond was voor herziening van het besluit. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat, hoewel de alimentatie door de ex-partner achteraf onverschuldigd bleek te zijn betaald en er mogelijk een afdwingbare terugbetalingsverplichting bestond, de appellant destijds wel over die middelen had kunnen beschikken en ook daadwerkelijk heeft beschikt. De argumenten van de appellant konden niet leiden tot vernietiging van de eerdere uitspraak.
De beslissing van de Centrale Raad van Beroep werd uitgesproken in het openbaar en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd. De griffier van de zitting was C.A.E. Bon, en de voorzitter was P.W. van Straalen.