Uitspraak
17.4385 PW
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Limburg. Appellant, die samen met zijn partner bijstand ontving op basis van de Participatiewet, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten, dat zijn bijstand met 100% had verlaagd voor de duur van een maand. Het college verklaarde het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en omdat het bezwaar te laat zou zijn ingediend. Appellant stelde echter dat hij het besluit nooit had ontvangen en dat zijn bezwaar tijdig was ingediend. De Raad oordeelde dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat het besluit daadwerkelijk was verzonden. De Raad concludeerde dat de termijn voor het indienen van bezwaar pas was aangevangen na ontvangst van een afschrift van het besluit op 23 november 2015, waardoor het bezwaar van appellant op 2 december 2015 tijdig was. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep gegrond, met de opdracht aan het college om een nieuw besluit op bezwaar te nemen.