ECLI:NL:CRVB:2018:3266

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 oktober 2018
Publicatiedatum
23 oktober 2018
Zaaknummer
16/4961 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
  • J.M.M. van Dalen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstand na opschorting wegens niet-overleggen van CIN-nummers

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 23 juni 2016. De zaak betreft de intrekking van de bijstandsverlening aan appellanten, die een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO-aanvulling) ontvingen op basis van de Participatiewet (PW). De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had de bijstand eerder opgeschort omdat appellanten hun CIN-nummers niet hadden overgelegd, wat volgens de Svb een schending van de medewerkingsverplichting inhield zoals vastgelegd in artikel 17, tweede lid, van de PW.

De Raad heeft in zijn uitspraak bevestigd dat de Svb bevoegd was om de AIO-aanvulling in te trekken op basis van artikel 54, eerste en vierde lid, van de PW. De Raad heeft eerder in vergelijkbare zaken geoordeeld dat het niet overleggen van CIN-nummers door appellanten leidde tot onvoldoende medewerking aan het onderzoek naar hun vermogen in Marokko. De gronden die appellanten in hoger beroep aanvoerden, waren identiek aan die in eerdere uitspraken, en de Raad heeft geen aanleiding gezien om anders te oordelen. De Raad heeft ook de beroepsgrond verworpen dat appellanten niet over een CIN-nummer beschikken, verwijzend naar eerdere rechtsoverwegingen waarin werd gesteld dat elke Marokkaanse staatsburger bij geboorte een CIN-nummer verkrijgt.

De uitspraak is openbaar gedaan en de Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is genomen door de enkelvoudige kamer, met J.T.H. Zimmerman als voorzitter en J.M.M. van Dalen als griffier.

Uitspraak

16.4961 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 juni 2016, 15/7874 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante), beiden te [woonplaats]
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 16 oktober 2018
Zitting heeft: J.T.H. Zimmerman als voorzitter
Griffier: J.M.M. van Dalen
Namens appellanten is verschenen mr. S. el Mhassani, advocaat. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Herder en mr. N. Zuidersma.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Het bestreden besluit ziet op de intrekking na een opschorting van de bijstand die appellanten ontvingen op grond van de Participatiewet (PW) in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO-aanvulling). De Svb heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat appellanten, door hun CIN-nummers niet te overleggen, niet hebben meegewerkt aan het onderzoek en daarmee de op hen rustende medewerkingsverplichting als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de PW hebben geschonden. De bevoegdheid tot intrekking van de AIO-aanvulling heeft de Svb gebaseerd op artikel 54, eerste en vierde lid, van de PW, waarbij appellanten wordt verweten dat zij anderszins onvoldoende hebben meegewerkt als bedoeld in artikel 54, eerste lid, van de PW.
In zijn uitspraken van 26 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:806 en ECLI:NL:CRVB:2018:807 heeft de Raad geoordeeld dat de appellanten in die zaken, door hun CIN-nummers niet over te leggen, onvoldoende medewerking hebben verleend aan het onderzoek naar vermogen in Marokko en dat de Svb bevoegd was om met toepassing van artikel 54, eerste lid, van de PW het recht op AIO-aanvulling op te schorten en, na het verstrijken van de geboden hersteltermijn, met toepassing van artikel 54, vierde lid, van de PW in te trekken.
De gronden die appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd zijn identiek aan de beroepsgronden die betrokkenen in de hiervoor genoemde zaken hebben aangevoerd. In deze uitspraken is de Raad gemotiveerd op die beroepsgronden ingegaan. De Raad ziet in wat namens appellanten ter zitting is aangevoerd geen aanleiding anders te oordelen. De Raad voegt hieraan nog toe dat voor zover is aangevoerd dat appellanten niet over een
CIN-nummer beschikken, deze beroepsgrond niet slaagt. De Raad verwijst hierbij naar rechtsoverweging 4.5.4 onderscheidenlijk 4.5.5 van de hierboven genoemde uitspraken. Hierin wordt verwezen naar de brief van de attaché voor sociale zaken in Marokko waarin staat dat iedere Marokkaanse staatsburger bij geboorte een CIN-nummer verkrijgt.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) J.M.M. van Dalen (getekend) J.T.H. Zimmerman

IJ