ECLI:NL:CRVB:2018:3291
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van de individuele inkomenstoeslag op basis van langdurig laag inkomen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die sinds 17 november 2011 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet, had een aanvraag ingediend voor een individuele inkomenstoeslag. Deze aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam afgewezen, omdat appellante niet voldeed aan de voorwaarde van een langdurig laag inkomen in de referteperiode van vijf jaar voorafgaand aan 1 januari 2016. De Belastingdienst had appellante in 2014 een alleenstaande ouderkorting toegekend, waardoor haar inkomen in die periode boven de bijstandsnorm uitkwam. Het college had appellante ook een bedrag van € 769,46 teruggevorderd, wat niet binnen de referteperiode was terugbetaald. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.
De Raad overwoog dat volgens artikel 36 van de Participatiewet het college een individuele inkomenstoeslag kan verlenen aan personen die langdurig een laag inkomen hebben. De Raad concludeerde dat appellante in de referteperiode een inkomen had dat hoger was dan de bijstandsnorm, en dat het teruggevorderde bedrag niet als verwaarloosbaar kon worden beschouwd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af, met de overweging dat de aanvraag terecht was afgewezen op basis van het ontbreken van een langdurig laag inkomen.