ECLI:NL:CRVB:2018:3294
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellante ontving bijstand op basis van de Participatiewet (PW) en was ingeschreven op een bepaald adres. Echter, na de sluiting van haar woning op 9 februari 2016, heeft zij geen informatie verstrekt over haar verblijfplaats aan het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren. Dit leidde tot een onderzoek naar de rechtmatigheid van haar bijstandsverlening.
Het dagelijks bestuur heeft de bijstand van appellante opgeschort en uiteindelijk ingetrokken, omdat zij haar inlichtingenverplichting had geschonden. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk en ongegrond. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat het besluit tot intrekking onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat zij niet op de hoogte was van de besluiten die naar haar uitkeringsadres waren gestuurd.
De Raad oordeelde dat het aan appellante was om haar verblijfssituatie te melden en dat het dagelijks bestuur niet verantwoordelijk was voor het niet ontvangen van post. De Raad bevestigde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij recht op bijstand zou hebben gehad als zij haar verplichtingen was nagekomen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.