In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die hem geen recht op een WIA-uitkering toekende. Appellant, die sinds 27 juni 2011 niet meer kan werken als shovelmachinist vanwege gezondheidsklachten, heeft in 2013 bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft de deskundige ingeschakeld om de beperkingen van appellant te beoordelen. De deskundige concludeerde dat de belastbaarheid van appellant correct was vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 3 januari 2018 en dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren. De Raad volgde het oordeel van de deskundige en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Daarnaast werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de procedure was overschreden, wat leidde tot een schadevergoeding van € 1.500,- aan appellant, te betalen door de Staat. De proceskosten van appellant in zowel beroep als hoger beroep werden door het Uwv vergoed tot een totaalbedrag van € 3.006,-.