ECLI:NL:CRVB:2018:3346
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag en terugvordering voorschot op basis van onvoldoende informatie over levensonderhoud
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellante had op 21 januari 2016 een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellante onvoldoende informatie had verstrekt over haar levensonderhoud en de herkomst van kasstortingen op haar bankrekening. Ondanks herhaalde verzoeken van het college om aanvullende informatie, heeft appellante niet voldaan aan haar wettelijke inlichtingenverplichting. Het college heeft vervolgens een voorschot op de bijstandsverlening verstrekt, maar dit later teruggevorderd. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen de afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het aan de aanvrager is om de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die nopen tot inwilliging van de aanvraag. De Raad oordeelde dat appellante niet voldoende duidelijkheid heeft verschaft over haar financiële situatie en dat het college terecht heeft geoordeeld dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De Raad verwierp de argumenten van appellante dat het college niet voldoende begeleiding had geboden en dat zij redelijkerwijs geen informatie kon geven over de herkomst van de stortingen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.