ECLI:NL:CRVB:2018:34
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar WAO-uitkering te verlagen naar een percentage van 15 tot 25%. Appellante, die eerder 80 tot 100% arbeidsongeschikt was verklaard, heeft in 2014 een herbeoordeling ondergaan. De verzekeringsarts concludeerde dat er geen ernstige lichamelijke of psychiatrische pathologie was vastgesteld, en dat appellante in staat was om bepaalde werkzaamheden te verrichten. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij de deskundigheid van de betrokken psychiater niet in twijfel trok. In hoger beroep herhaalt appellante haar bezwaren tegen de medische beoordeling en stelt dat haar beperkingen zijn onderschat. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen reden is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De Raad wijst erop dat de ingebrachte informatie van na de datum in geding niet relevant is voor de beoordeling. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.