ECLI:NL:CRVB:2018:3424

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
1 november 2018
Zaaknummer
17-286 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om schadevergoeding en proceskostenvergoeding in het kader van de Algemene Kinderbijslagwet

Op 1 november 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verzoek van appellant om vergoeding van schade en proceskosten in het kader van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Appellant had eerder besluiten van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ontvangen waarin hem werd medegedeeld dat hij geen recht had op kinderbijslag over een bepaalde periode en dat hij een bedrag van € 1.366,04 diende terug te betalen. Na een verzoek om uitstel van betaling en een beroep tegen het uitblijven van een beslissing, heeft de rechtbank het verzoek om vergoeding van proceskosten afgewezen, omdat er geen sprake was van beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij kosten heeft gemaakt en verzocht om schadevergoeding van € 25.000,-, onder andere omdat de rechtbank te laat uitspraak zou hebben gedaan. De Svb heeft hiertegen verweer gevoerd en gesteld dat het verzoek om schadevergoeding niet voldoende onderbouwd was. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak niet was overschreden en dat appellant niet in aanmerking kwam voor schadevergoeding. De Raad heeft ook bevestigd dat er geen reden was om de rechtbank te veroordelen tot vergoeding van schade.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De Raad heeft benadrukt dat er geen aanleiding is om tot een veroordeling tot vergoeding van schade of proceskosten over te gaan, en dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.

Uitspraak

17.286 AKW

Datum uitspraak: 1 november 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
24 november 2016, 16/3688 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft [naam] hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
[naam] heeft op 8 augustus 2018 een verzoek om vergoeding van schade ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Met een tweetal besluiten van 8 februari 2016 heeft de Svb appellant laten weten dat hij geen recht heeft op kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet over de periode van het eerste kwartaal tot en met het derde kwartaal van 2015 en dat hij € 1.366,04 terug dient te betalen. Op 20 februari 2016 heeft appellant verzocht om uitstel van betaling. Met een brief van 26 mei 2016 heeft appellant beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek. Met een beslissing van 6 juni 2016 heeft de Svb de uitstel van betaling verleend. Daarop heeft appellant het beroep ingetrokken en de rechtbank verzocht de Svb te veroordelen tot vergoeding van proceskosten.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het verzoek om vergoeding van proceskosten afgewezen. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat het verzoek moet worden opgevat als vergoeding van kosten van door een derde verleende rechtsbijstand. Het is de rechtbank niet gebleken dat sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, zodat er geen aanleiding bestaat op grond van artikel 8:75 van de Awb tot vergoeding van proceskosten over te gaan.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat namens hem wel stukken zijn ingezonden en dat hij daarbij kosten heeft gemaakt. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht komen ook verletkosten van een belanghebbende voor vergoeding in aanmerking. Ook verzoekt appellant om vergoeding van schade, begroot op € 25.000,-, onder andere omdat de rechtbank te laat uitspraak zou hebben gedaan.
3.2.
De Svb heeft verwezen naar het verweerschrift in beroep, waarbij is uiteengezet waarom appellant niet voor vergoeding van proceskosten in aanmerking zou moeten komen. Met betrekking tot het verzoek om schadevergoeding merkt de Svb op dat dit niet nader is onderbouwd, dat appellant niet heeft aangegeven wat de aard van de geleden schade is en evenmin het bedrag nader heeft gespecificeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In geding is de vraag of appellant recht heeft op vergoeding van proceskosten en of appellant, dan wel zijn gemachtigde, in aanmerking komt voor vergoeding van schade. In zijn, onder procesverloop genoemde, brief van 8 augustus 2018 heeft [naam], als indirect slachtoffer, een schadevergoeding van € 25.000,- gevraagd van de Raad, omdat er geen eerlijk proces zou zijn geweest.
Deze brief was een reactie op de in artikel 8:57 van de Awb bedoelde brief waarin aan partijen was bericht dat de Raad het vooronderzoek had afgerond en dat, gezien de dossierstukken, op het hoger beroep kon worden beslist. Indien partijen wel een zitting wilden, dienden zij dit binnen vier weken kenbaar te maken. In de brief van 8 augustus 2018 heeft [naam] niet aangegeven in een nadere zitting gehoord te willen worden. [naam] meent, zich baserend op vaste jurisprudentie, dat de Raad binnen een half jaar na ontvangst van het hoger beroepschrift uitspraak dient te doen. Nu dat in deze zaak niet is geschied, is er naar zijn mening geen sprake van een eerlijk proces en heeft hij om schadevergoeding verzocht. Op vrijwel dezelfde gronden meent hij in aanmerking te komen voor vergoeding van schade wegens een te late, oneerlijke en discriminerende uitspraak van de rechtbank.
4.2.
De Raad vat dit verzoek op als een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Volgens vaste rechtspraak is de redelijke termijn niet overschreden indien tussen het moment van ontvangst van het bezwaarschrift door de Svb tot het moment dat de Raad uitspraak doet nog geen vier jaar zijn verstreken. In dit geding is het bezwaarschrift ontvangen op 23 februari 2016. Gezien de datum van deze uitspraak is de redelijke termijn niet overschreden, zodat appellant niet voor vergoeding van schade in aanmerking komt. Voor zover [naam] voor zichzelf een vergoeding van schade claimt, kan dit evenmin worden toegekend.
4.3.
In de uitspraak van 12 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1408, is uiteengezet waarom de Raad niet bevoegd is te oordelen over het verzoek om de rechtbank te veroordelen tot vergoeding van schade. Er bestaat geen aanleiding in dit geding tot een ander oordeel te komen.
4.4.
Zoals de Raad heeft overwogen in zijn uitspraak van 28 februari 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AV3971, is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand sprake indien niet slechts incidenteel rechtshulp wordt verleend en voor die rechtshulp enigerlei vergoeding in rekening wordt gebracht. In de in 4.3 genoemde uitspraak van 12 april 2017, in een geding tussen appellant en de Svb met [naam] als gemachtigde van appellant, heeft de Raad geoordeeld dat geen reden bestaat om tot een proceskostenveroordeling te komen omdat [naam] niet aangemerkt kan worden als iemand die beroepsmatig rechtsbijstand verleent.
5. Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat de aangevallen uitspraak bevestigd zal worden en dat er geen aanleiding bestaat om tot een veroordeling tot vergoeding van schade of proceskosten over te gaan.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 november 2018.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) M.D.F. de Moor

MD