ECLI:NL:CRVB:2018:3544
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor andere functies na ziekte
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die zich op 18 maart 2013 ziek meldde met klachten van een carpaal tunnel syndroom, had in eerste instantie recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft echter vastgesteld dat appellant per 17 maart 2014 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn oude loon kon verdienen. Appellant werd geschikt geacht voor andere functies, waaronder de functie van wikkelaar.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden gedaan. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat zijn lichamelijke en psychische klachten niet goed waren ingeschat en dat hij niet in staat was om de geselecteerde functies te vervullen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de verzekeringsarts voldoende had gemotiveerd dat de functie van wikkelaar niet hand-belastend was en dat er geen medische redenen waren om aan te nemen dat de belastbaarheid van appellant in de andere geselecteerde functies werd overschreden.
De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geconcludeerd dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.