In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW), had zijn bijstandsaanvraag ingediend op 1 september 2015, terwijl zijn bijstand op dat moment was opgeschort. Het college van burgemeester en wethouders van Leiden had eerder besloten om de bijstand met terugwerkende kracht in te trekken over de periode van 13 juli 2015 tot en met 31 juli 2015, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door geen mededeling te doen van zijn inkomsten uit arbeid. Het college had ook de aanvraag van 1 september 2015 buiten behandeling gesteld, omdat er op dat moment geen recht op bijstand was. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat de beslissing op de aanvraag van 1 september 2015 onterecht was, omdat de bijstand op dat moment niet was ingetrokken. De Raad heeft de eerdere uitspraak vernietigd en het college veroordeeld in de kosten van appellant, die in totaal € 2.505,- bedragen.