ECLI:NL:CRVB:2018:3593
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van appellant voor arbeid na beëindiging WGA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant, die zich op 22 mei 2006 ziek meldde na een auto-ongeval, was eerder in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde WGA-uitkering. Na een herbeoordeling door een verzekeringsarts werd vastgesteld dat appellant niet meer voldeed aan de criteria voor arbeidsongeschiktheid, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij het medisch onderzoek zorgvuldig achtte.
De Centrale Raad van Beroep heeft de bevindingen van de verzekeringsartsen bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is om de conclusies van de verzekeringsartsen en de opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) voor onjuist te houden. De rechtbank heeft terecht overwogen dat bij het vaststellen van de beperkingen van appellant voldoende rekening is gehouden met zijn psychische en lichamelijke klachten. De Raad heeft vastgesteld dat appellant, uitgaande van de belastbaarheid zoals vastgesteld in de FML, in medisch opzicht geschikt is voor de aan de schatting ten grondslag gelegde functies. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.