ECLI:NL:CRVB:2018:3614

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 november 2018
Publicatiedatum
15 november 2018
Zaaknummer
18/22 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had het beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiden ongegrond verklaard. Dit besluit betrof de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van appellante tegen een terugvorderingsbesluit, omdat dit bezwaar te laat was ingediend. De Centrale Raad heeft de feiten en omstandigheden rondom de termijnoverschrijding onderzocht. Appellante stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat zij gedetineerd was op het moment dat het terugvorderingsbesluit werd verzonden. De Raad oordeelde echter dat de termijn voor het indienen van bezwaar op de juiste wijze was bekendgemaakt en dat appellante op 17 maart 2017 alsnog op correcte wijze op de hoogte was gesteld van het terugvorderingsbesluit. Hierdoor was de termijn voor het indienen van bezwaar op 18 maart 2017 begonnen. Aangezien appellante pas op 4 juni 2017 bezwaar maakte, was dit bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard door het college. De Centrale Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

18.22 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 december 2017, 17/5740 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Leiden (college)
Datum uitspraak: 6 november 2018
Zitting heeft: F. Hoogendijk
Griffier: F.H.R.M. Robbers
Appellante is verschenen. Het college is, met bericht, niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 11 juli 2017 ongegrond verklaard. Bij dat besluit had het college het bezwaar van appellante van 4 juni 2017 tegen een terugvorderingsbesluit van 10 augustus 2009 niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Hier ligt de vraag voor of dat terecht was.
2. De termijn voor het indienen van bezwaar vangt aan op de dag nadat het besluit op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt.
3. Appellante heeft aangevoerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat zij toen het terugvorderingsbesluit werd verstuurd gedetineerd was en het college daarvan op de hoogte was. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4. Wat appellante heeft aangevoerd komt hierop neer, dat zij stelt dat het college het besluit van 10 augustus 2009 niet op de voorgeschreven wijze bekend heeft gemaakt, doordat het besluit ten onrechte niet naar haar detentieadres is gestuurd.
5. Appellante heeft aannemelijk gemaakt dat de verzending van het besluit van 10 augustus 2009 naar haar huisadres niet juist was. Het college heeft erkend dat de post met betrekking tot de huurbetaling op het detentieadres van appellante werd bezorgd. Het college heeft niet afdoende weersproken dat de bijstandsconsulent, die de adressering met appellante besprak, heeft toegezegd dat hij zou zorgen dat ook alle andere post daarnaartoe zou komen. De termijn om bezwaar te maken tegen het besluit van 10 augustus 2009 is daarom niet op de dag daarna aangevangen.
6. Vaststaat echter dat het college appellante op 17 maart 2017 alsnog op correcte wijze op de hoogte heeft gebracht van het terugvorderingsbesluit van 10 augustus 2009. De termijn voor het maken van bezwaar is daarom aangevangen op 18 maart 2017. Appellant heeft eerst na afloop van de bezwaartermijn van zes weken het bezwaarschrift ingediend, namelijk op 4 juni 2017. Dit betekent dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens termijnoverschrijding.
7. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt daarom bevestigd.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) F.H.R.M. Robbers (getekend) F. Hoogendijk
md