Uitspraak
16.6461 AOW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) met betrekking tot zijn AOW-pensioen. Appellant ontving sinds juli 2008 een AOW-pensioen met een korting van 22% vanwege elf niet verzekerde jaren. Na de toekenning van een AOW-pensioen aan zijn echtgenote in 2015, heeft appellant de Svb benaderd omdat hij meende dat hij ten onrechte een korting op zijn AOW ontving. De Svb heeft na het indienen van bewijsstukken door appellant, het pensioen herzien naar een korting van 20%, ingaande oktober 2014. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit werd ongegrond verklaard door de rechtbank Rotterdam.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de Svb een fout heeft gemaakt bij de toekenning van zijn AOW-pensioen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de Svb het verzoek om herziening terecht heeft beoordeeld aan de hand van haar beleidsregel SB1076. De Raad concludeert dat er geen sprake is van een onjuist besluit als gevolg van een fout van de Svb, omdat appellant niet alle relevante bewijsstukken heeft ingediend bij zijn aanvraag. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn af, omdat de procedure minder dan vier jaar heeft geduurd.