ECLI:NL:CRVB:2018:3634
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M. Schoneveld
- J.T.H. Zimmerman
- J.C.F. Talman
- Rechtspraak.nl
Intrekken en terugvorderen van bijstand wegens op geld waardeerbare activiteiten op de markt
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Participatiewet, was op 10 juni 2015 aangetroffen op de markt in Rotterdam, waar hij bezig was met het vouwen van dozen die eerder groente en fruit hadden bevat. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had de bijstand van de appellant herzien en teruggevorderd, omdat hij volgens hen op geld waardeerbare activiteiten verrichtte. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat zijn activiteiten op de markt geen op geld waardeerbare arbeid betroffen. De rechtbank had vastgesteld dat de appellant tijdens reguliere arbeidsuren aanwezig was bij de marktkraam en dat hij actief bezig was met het vouwen van dozen, terwijl andere personen van de marktkraam het fruit verkochten. De enkele bewering van de appellant dat het om een vriendendienst ging, werd door de Raad niet als voldoende bewijs gezien om de intrekking van de bijstand te weerleggen.
De Raad concludeerde dat het college terecht de bijstand van de appellant had ingetrokken en de gemaakte kosten had teruggevorderd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en de griffier en de voorzitter ondertekenden het proces-verbaal.