Uitspraak
17.1017 WIA
23 december 2016, 16/1927 (aangevallen uitspraak)
mr. L.J.M.M. de Poel.
OVERWEGINGEN
BESLISSING
L. Boersma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 november 2018.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot zijn WIA-uitkering. Appellant, die als loodsbaas werkte, meldde zich in 2009 ziek vanwege knieklachten. Na een WIA-beoordeling in 2010 werd hij als minder dan 35% arbeidsongeschikt beoordeeld. In 2015 meldde hij een verslechtering van zijn gezondheid, maar het Uwv concludeerde dat er geen toename van beperkingen was ten opzichte van de eerdere beoordeling. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant per 6 maart 2015 geen recht had op een WIA-uitkering en dat hij per 24 september 2015 geschikt was voor zijn arbeid. De Raad oordeelde dat er geen toename van beperkingen was en dat de onderzoeken door de verzekeringsartsen zorgvuldig waren uitgevoerd. De rechtbank had geen aanleiding gezien om een deskundige in te schakelen, wat de Raad onderschreef. De uitspraak werd gedaan op 14 november 2018.