ECLI:NL:CRVB:2018:3658
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Herziening van eerdere afwijzingen van aanvragen op grond van de Wubo en Wuv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 november 2018 uitspraak gedaan over de verzoeken van appellante om eerdere afwijzingen van haar aanvragen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) en de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) te herzien. Appellante, geboren in 1937, had in januari 1990 een aanvraag ingediend voor toekenning op basis van de Wubo, welke aanvraag in 1992 werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het ontbreken van bevestiging van de door appellante gestelde gebeurtenissen. Appellante heeft sindsdien meerdere keren geprobeerd deze afwijzing te herzien, maar telkens zonder succes. De Raad oordeelde dat er geen relevante nieuwe feiten of gegevens waren die aanleiding gaven om de eerdere besluiten te herzien. De Raad concludeerde dat niet was gebleken dat appellante vrijheidsberoving had ondergaan in de zin van de Wuv, en dat haar verblijf in Bondowoso niet kon worden beschouwd als vrijheidsberoving. De Raad heeft de eerdere besluiten van de Pensioen- en Uitkeringsraad bevestigd en de beroepen ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van nieuwe feiten of omstandigheden voor herziening van eerdere besluiten en de terughoudendheid van de Raad bij het toetsen van dergelijke besluiten.