ECLI:NL:CRVB:2018:3661
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens vervallen procesbelang en verzoek om schadevergoeding afgewezen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 november 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een B.V. tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en de Staat der Nederlanden. Het hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat appellante geen belang meer had bij een oordeel van de Raad, aangezien het Uwv het bestreden besluit niet had gehandhaafd. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 14 januari 2011, maar met het besluit van 15 maart 2018 was geheel aan haar bezwaar tegemoetgekomen. Hierdoor was er geen procesbelang meer voor het hoger beroep.
Daarnaast heeft de Raad het verzoek van appellante om schadevergoeding afgewezen. Appellante had gesteld dat de lange duur van de procedure haar immateriële schade had berokkend, maar de Raad oordeelde dat appellante, als rechtspersoon, niet had aangetoond dat zij immateriële schade had geleden. De Raad benadrukte dat het aan appellante was om de gevorderde schade te specificeren en te onderbouwen, wat niet was gebeurd. De Raad heeft ook de kosten van rechtsbijstand van appellante toegewezen aan het Uwv, tot een totaalbedrag van € 3.507,-, en het Uwv werd opgedragen het griffierecht van € 803,- aan appellante te vergoeden.