ECLI:NL:CRVB:2018:3664
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering WIA-uitkering op basis van onjuiste medische grondslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die als assemblagemonteur heeft gewerkt, had zich ziek gemeld vanwege longklachten en verzocht om een WIA-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had zijn aanvraag afgewezen, stellende dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, maar de Raad oordeelt dat de medische beoordeling door het Uwv niet juist was. De Raad concludeert dat de appellant meer beperkingen heeft dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van het Uwv is vastgesteld. De Raad baseert zich op een rapport van longarts dr. J.M. Rooijackers, waarin wordt gesteld dat de appellant in de categorie valt waarin arbeid in het algemeen niet mogelijk is, maar lichte arbeid met urenbeperking wel mogelijk is. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en draagt het Uwv op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van de appellant, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 4.467,50 bedragen.