ECLI:NL:CRVB:2018:3727
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 november 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 20 januari 2017. Verzoekster, woonachtig in Marokko, had eerder een beroep gedaan op een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW), maar dit verzoek was afgewezen. De Raad had in de eerdere uitspraak de beslissing van de rechtbank Amsterdam bevestigd, waarin het beroep van verzoekster tegen de weigering van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om haar een nabestaandenuitkering toe te kennen, ongegrond was verklaard.
Verzoekster heeft nu opnieuw gevraagd om haar recht op nabestaandenuitkering te beoordelen, maar de Svb heeft het herzieningsverzoek afgewezen. De Svb stelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven voor herziening, zoals vereist volgens artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat een onherroepelijke uitspraak herzien kan worden op basis van feiten die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, maar die niet bekend waren bij de indiener van het verzoek.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat verzoekster geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid heeft aangedragen die tot een andere uitspraak zou kunnen leiden. Het verzoek om herziening is afgewezen, omdat het niet de bedoeling is om een hernieuwde discussie over de zaak te voeren. De Raad heeft benadrukt dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is om de juistheid van eerdere uitspraken te betwisten. De beslissing is openbaar uitgesproken en de griffier en de voorzitter hebben de uitspraak ondertekend.