ECLI:NL:CRVB:2018:378
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand na opschorting en de gevolgen van het niet indienen van gevraagde gegevens
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant ontving sinds 17 augustus 2015 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven heeft de bijstand van de appellant ingetrokken na het niet indienen van gevraagde gegevens. De appellant had de verplichting om zijn bankafschriften en andere financiële documenten in te dienen, maar voldeed hier niet aan. Na een opschorting van de bijstand op 21 december 2015, heeft het college op 7 januari 2016 de bijstand definitief ingetrokken.
De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak geoordeeld dat de appellant geen verwijt kan maken van het niet ontvangen van de oproep om de gegevens in te dienen, maar dat hij wel verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van de gevraagde stukken. De appellant heeft in hoger beroep dezelfde gronden aangevoerd als in beroep, maar de Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de appellant niet tijdig de gevraagde gegevens heeft ingediend. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen grond bestaat voor een veroordeling tot schadevergoeding. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de appellant om zorg te dragen voor het tijdig indienen van documenten, ook in situaties waarin hij zich in een moeilijke positie bevindt.