ECLI:NL:CRVB:2018:3900
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant, die als chauffeur groepsvervoer werkte, is op 15 januari 2013 uitgevallen na een verkeersongeluk. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 16 december 2014 vastgesteld dat appellant met ingang van 13 januari 2015 geen recht op een WIA-uitkering had, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd in bezwaar ongegrond verklaard op 14 september 2015.
De rechtbank Midden-Nederland heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van zorgvuldig medisch onderzoek door de verzekeringsartsen en dat de medische beoordeling juist was. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn medische beperkingen door het Uwv zijn onderschat en heeft aanvullende medische informatie overgelegd. De Raad voor de Rechtspraak heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat er geen grond is voor twijfel aan de medische beoordeling van het Uwv.
De Raad heeft de geschiktheid van appellant voor de geselecteerde functies van productiemedewerker, machinaal metaalbewerker en inpakker als afdoende gemotiveerd beschouwd. Het hoger beroep van appellant is afgewezen, en er is geen grond voor vergoeding van wettelijke rente of proceskosten. De uitspraak is gedaan door R.E. Bakker, in tegenwoordigheid van griffier G.D. Alting Siberg, en is openbaar uitgesproken op 6 december 2018.