ECLI:NL:CRVB:2018:3960
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en medische geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellant, die zich op 11 maart 2015 ziek had gemeld met psychische klachten, ontving aanvankelijk een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW). Na afloop van deze uitkering werd appellant door het Uwv in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Het Uwv concludeerde echter, na meerdere medische onderzoeken, dat appellant per 19 oktober 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat er geen medische belemmeringen waren om zijn arbeid te verrichten. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere argumenten en voerde aan dat hij nog steeds klachten ondervond van de ziekte van Lyme. Het Uwv handhaafde zijn standpunt dat er geen actieve besmetting was en dat appellant medisch gezien in staat was om te werken. De Raad oordeelde dat de rechtbank de beroepsgronden van appellant voldoende had besproken en dat er geen nieuwe medische gegevens waren overgelegd die een ander oordeel rechtvaardigden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van appellant om een onafhankelijke deskundige te benoemen af, omdat er geen noodzakelijke twijfel bestond over de medische beoordeling van het Uwv.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, zonder aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.