Uitspraak
20 september 2016, 16/2046 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin zijn verzoek om een WIA-uitkering werd afgewezen. Appellant, die sinds 1990 als betonwerker werkzaam was, viel in 2013 uit met lichamelijke klachten en vroeg in 2015 een WIA-uitkering aan. Het Uwv weigerde deze uitkering, omdat appellant op de datum in geding minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij zij oordeelde dat het besluit van het Uwv goed onderbouwd was en dat er geen nieuwe medische informatie was die de conclusie van het Uwv zou kunnen weerleggen.
In hoger beroep herhaalt appellant zijn standpunt dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn vermoeidheidsklachten en dat hij niet in staat is om 40 uur per week te werken. Het Uwv heeft echter bevestigd dat de geselecteerde functies binnen de belastbaarheid van appellant vallen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant geen nieuwe medische gegevens heeft overgelegd die de eerdere beoordeling zouden kunnen veranderen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak, waarbij wordt vastgesteld dat er geen aanknopingspunten zijn voor een urenbeperking.
De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, met R.P.W. Jongbloed als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 december 2018.