ECLI:NL:CRVB:2018:4049

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
17 december 2018
Zaaknummer
17/7823 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de hoogte van de individuele inkomenstoeslag in de Participatiewet en de gevolgen voor verschillende leefvormen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellanten, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.K. Ramdas, hadden een aanvraag ingediend voor een individuele inkomenstoeslag op 31 mei 2016. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam kende hen een toeslag toe, maar de appellanten waren van mening dat de hoogte van de toeslag van € 50,- niet in overeenstemming was met het armoedebeleid van de gemeente. Ze voerden aan dat de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2016 niet voldoende gemotiveerd was en dat de keuze voor één toeslag voor alle leefvormen onevenredig was, vooral voor gezinnen met kinderen.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat uit de wetsgeschiedenis van de Participatiewet en de Wet werk en bijstand niet blijkt dat de wetgever een minimum- of maximumhoogte van de toeslag heeft beoogd. Ook is er geen aanwijzing dat differentiatie in de hoogte van de toeslag op basis van leefvormen door de wetgever is bedoeld. De Raad heeft eerder in vergelijkbare uitspraken geoordeeld dat de vaststelling van de hoogte van de individuele inkomenstoeslag in de Verordening niet in strijd is met de bedoeling van de wetgever. De gronden die appellanten in hoger beroep aanvoerden, kwamen overeen met eerdere beroepsgronden die al waren behandeld, en de Raad zag geen aanleiding om anders te oordelen. Daarom werd het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.

De uitspraak werd gedaan door G.M.G. Hink, met J.M.M. van Dalen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

17.7823 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
3 november 2017, 17/931 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] en [appellante] , beiden te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 13 december 2018
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. A.K. Ramdas, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Op 31 mei 2016 hebben appellanten een aanvraag om een individuele inkomenstoeslag ingediend. Bij besluit van 1 september 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van
29 december 2016 (bestreden besluit), heeft het college aan appellanten een individuele inkomenstoeslag toegekend. Het college heeft zich hierbij gebaseerd op de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2016 (Verordening).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep hebben appellanten zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daartoe hebben appellanten - samengevat weergegeven - aangevoerd dat de individuele inkomenstoeslag is bedoeld om armoede te bestrijden en dat bij de vaststelling van de Verordening niet is gemotiveerd hoe de hoogte van de toeslag van € 50,- zich verhoudt tot het armoedebeleid in de gemeente Rotterdam. Het opnemen in de Verordening van één toeslag voor alle leefvormen is onevenredig, omdat bijvoorbeeld gehuwden met kinderen met dezelfde toeslag minder bestedingsruimte hebben dan een alleenstaande.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In zijn uitspraken van 23 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3296, ECLI:NL:CRVB:2018:3366 en ECLI:NL:CRVB:2018:3367, heeft de Raad geoordeeld dat er geen aanknopingspunten bestaan voor het oordeel dat de vaststelling van de hoogte van de individuele inkomenstoeslag in de Verordening niet in overeenstemming is met de bedoeling van de wetgever. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de bepalingen over de individuele inkomenstoeslag in de Participatiewet noch die van de langdurigheidstoeslag in de Wet werk en bijstand blijkt dat de wetgever een minimum- of maximumhoogte van de toeslag heeft beoogd. Evenmin blijkt uit de wetsgeschiedenis dat de wetgever heeft beoogd dat differentiatie moet worden aangebracht in de hoogte van de toeslag, bijvoorbeeld gelet op de leefvorm. Verder is, anders dan door betrokkenen in die zaken is aangevoerd, bij de vaststelling van de Verordening gemotiveerd hoe de hoogte van de toeslag zich verhoudt tot het armoedebeleid in de gemeente Rotterdam. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat de in de Verordening gemaakte keuze voor één toeslag voor alle leefvormen de terughoudende toetsing van het algemeen verbindende voorschrift niet kan doorstaan.
4.2.
De gronden die appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd komen in essentie overeen met de beroepsgronden die betrokkenen in de hiervoor genoemde zaken hebben aangevoerd. In deze uitspraken is de Raad gemotiveerd op die beroepsgronden ingegaan. De Raad ziet in wat appellanten hebben aangevoerd geen aanleiding anders te oordelen en verwijst naar de hiervoor genoemde uitspraken.
4.3.
Uit 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.M.G. Hink, in tegenwoordigheid van J.M.M. van Dalen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2018.
(getekend) G.M.G. Hink
(getekend) J.M.M. van Dalen

LO