ECLI:NL:CRVB:2018:4071
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de individuele inkomenstoeslag in de Participatiewet en de gevolgen voor verschillende leefvormen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante had een aanvraag ingediend voor een individuele inkomenstoeslag, welke aanvankelijk was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Na bezwaar werd de toeslag alsnog toegekend, maar appellante ging in beroep tegen de hoogte van de toeslag en de toepassing van de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2016. Appellante stelde dat de hoogte van de toeslag van € 50,- niet in overeenstemming was met het armoedebeleid van de gemeente en dat de keuze voor één toeslag voor alle leefvormen onevenredig was. De Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de wetsgeschiedenis en eerdere uitspraken en geconcludeerd dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat de vaststelling van de hoogte van de toeslag niet in overeenstemming is met de bedoeling van de wetgever. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de gronden van appellante niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de griffier aanwezig.