ECLI:NL:CRVB:2018:4095
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de individuele inkomenstoeslag in de Participatiewet en de Verordening individuele inkomenstoeslag Rotterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam om een aanvraag voor een individuele inkomenstoeslag af te wijzen, ongegrond werd verklaard. Appellanten, die een aanvraag om een individuele inkomenstoeslag hebben ingediend, voerden aan dat de hoogte van de toeslag van € 50,- niet in overeenstemming is met het armoedebeleid van de gemeente Rotterdam en dat de keuze voor één toeslag voor alle leefvormen onevenredig is. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat uit de wetsgeschiedenis van de Participatiewet en de Wet werk en bijstand niet blijkt dat de wetgever een minimum- of maximumhoogte van de toeslag heeft beoogd. Ook is er geen grond voor het oordeel dat differentiatie in de hoogte van de toeslag noodzakelijk is. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin deze kwesties zijn behandeld en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.