ECLI:NL:CRVB:2018:4133
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid en psychische problematiek in het kader van de WIA
Op 18 december 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. Appellante, die als schoonmaakster heeft gewerkt, is sinds 26 maart 2008 uitgevallen door psychische klachten. In 2010 werd haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 80 tot 100%, maar na een herbeoordeling in 2015 werd dit percentage verlaagd naar 42,10%. In een daaropvolgende beslissing op bezwaar in 2015 werd haar arbeidsongeschiktheid verder vastgesteld op 39,42%. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad oordeelde dat de rechtbank terecht geen aanleiding zag om te twijfelen aan de verzekeringsgeneeskundige beoordeling. De rapporten van de verzekeringsartsen gaven aan dat het onderzoek was gebaseerd op dossierstudie, anamnese, psychisch onderzoek en informatie van de behandelend psychiater. De psychiater D. Straatsburg concludeerde dat appellante lijdt aan een matig ernstige, chronische depressieve stoornis, maar de verzekeringsarts bezwaar en beroep vond geen reden om de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aan te passen. Appellante voerde aan dat haar behandelend specialist niet was geraadpleegd en dat zij bereid was om gekeurd te worden door een onafhankelijke deskundige, maar de Raad oordeelde dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere beoordelingen in twijfel trokken.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.