ECLI:NL:CRVB:2018:4139
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor tandartskosten en de beoordeling van zeer dringende redenen
Op 11 december 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 1 augustus 2017. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De appellant had op 5 oktober 2016 bijzondere bijstand aangevraagd, maar deze aanvraag werd afgewezen op 10 november 2016. Het college handhaafde deze afwijzing na bezwaar op 23 januari 2017, met als argument dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) als een voorliggende, toereikende en passende voorziening moet worden aangemerkt voor tandheelkundige zorg.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, waarop de appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de Zvw in beginsel een toereikende en passende voorziening is voor tandheelkundige kosten en dat er geen zeer dringende redenen waren om af te wijken van deze regel. De appellant stelde dat er geen passende voorziening was en dat er zeer dringende redenen waren voor bijstandsverlening, maar de Raad oordeelde dat de door de appellant gewenste behandeling niet medisch noodzakelijk was en dat er geen acute noodsituatie was die niet op andere wijze kon worden verholpen.
De uitspraak benadrukt dat de wens om een behandeling te ondergaan niet gelijkstaat aan zeer dringende redenen in de zin van de Participatiewet (PW). De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.