ECLI:NL:CRVB:2018:4212
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellante, die sinds 27 mei 2013 arbeidsongeschikt is door lichamelijke klachten, had bezwaar gemaakt tegen de herziening van haar WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De herziening leidde tot een vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op 47,53%, wat door de rechtbank werd bevestigd. De appellante stelde dat haar klachten onvoldoende waren erkend en dat zij niet in staat was de geduide functies te verrichten. De Raad oordeelde dat de medische grondslag voor de herziening voldoende was onderbouwd en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de appellante in staat was om de geselecteerde functies uit te oefenen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische evaluatie en de rol van de verzekeringsartsen in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid.