ECLI:NL:CRVB:2018:4214
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid voor voorbeeldfuncties
Op 18 december 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die eerder als verkoopster en later als schoonmaakster en postsorteerder heeft gewerkt, was sinds 23 oktober 2008 arbeidsongeschikt door psychische klachten. Het Uwv had in 2010 vastgesteld dat appellante geen recht had op een WIA-uitkering, maar na een periode van ziekte en onderzoek werd haar in 2015 een WIA-uitkering toegekend. Deze uitkering werd echter in 2015 beëindigd, omdat er volgens het Uwv geen sprake meer was van loonverlies en appellante weer benutbare mogelijkheden had. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond.
In hoger beroep voerde appellante aan dat zij verdergaand beperkt was dan het Uwv had aangenomen en dat er geen benutbare mogelijkheden voor haar waren. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden verricht en dat de informatie van de behandelend sector adequaat was meegewogen. De Raad bevestigde dat appellante niet langer voldeed aan de criteria voor volledige arbeidsongeschiktheid en dat de geselecteerde voorbeeldfuncties medisch geschikt waren. De conclusie was dat het hoger beroep niet slaagde en de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.