ECLI:NL:CRVB:2018:427
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaald verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Den Haag, waarbij zijn verzoeken om een voorlopige voorziening zijn afgewezen. Verzoeker had op 18 februari 2016 een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Den Haag voor een vergoeding van verhuis- en inrichtingskosten op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Na afwijzing van deze aanvraag door het college, heeft verzoeker bezwaar gemaakt, wat ook ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit op 31 mei 2017 ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft vervolgens opnieuw een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, dat door de voorzieningenrechter van de Raad op 18 oktober 2017 werd afgewezen. In zijn herhaalde verzoek op 30 december 2017 stelde verzoeker dat hij de verhuiskostenvergoeding dringend nodig had vanwege financiële problemen, waaronder dreigende afsluiting van gas, water en licht. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een hernieuwde toewijzing van het verzoek rechtvaardigen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eerdere afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening nog steeds van toepassing is, en dat verzoeker niet in aanmerking komt voor de gevraagde vergoeding.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de opmerking dat verzoeker in aanmerking komt voor begeleiding zonder kosten, om zijn problemen te bespreken en naar oplossingen te zoeken. De beslissing is openbaar uitgesproken op 14 februari 2018.