ECLI:NL:CRVB:2018:518
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.E. Bakker
- A.T. de Kwaasteniet
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn aanvraag voor een WIA-uitkering. Appellant, die zich per 12 juli 2011 ziek had gemeld, had op 25 maart 2013 een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uwv had echter zijn aanvraag niet verder in behandeling genomen omdat appellant niet wilde meewerken aan een medisch onderzoek. Dit leidde tot een terugvordering van eerder betaalde voorschotten. De rechtbank oordeelde dat het Uwv ten onrechte had gehandeld door de aanvraag niet verder te behandelen op basis van de weigering van appellant om mee te werken aan het onderzoek. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn eerdere weigering niet als zodanig moet worden opgevat, maar als een verzoek om een alternatieve oplossing. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat het Uwv artikel 46a van de Wet WIA had moeten toepassen. Dit artikel stelt dat als een betrokkene niet meewerkt aan een medisch onderzoek, eventuele aanspraken op een uitkering buiten beschouwing blijven. De Raad concludeerde dat het Uwv niet adequaat had gereageerd op de bereidheid van appellant om mee te werken aan een second opinion, wat leidde tot een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek.
De Raad vernietigde het bestreden besluit en droeg het Uwv op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij appellant de gelegenheid moet krijgen om zich te laten onderzoeken door een andere psychiater. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant. De uitspraak werd openbaar gedaan op 22 februari 2018.