ECLI:NL:CRVB:2018:591
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag uitbreiding huishoudelijke hulp op basis van medische noodzaak
Op 1 maart 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak tussen appellant, vertegenwoordigd door J.T. Latuhihin, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag door appellant om de vergoeding voor huishoudelijke hulp uit te breiden van één naar twee dagdelen per week. Appellant, geboren in 1938, is een vervolgde en uitkeringsgerechtigde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). Hij heeft psychische klachten die verband houden met zijn vervolging, maar zijn hartklachten zijn niet als zodanig erkend.
In juli 2015 heeft appellant verzocht om uitbreiding van de vergoeding voor huishoudelijke hulp. De Sociale verzekeringsbank heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er geen medische noodzaak voor de uitbreiding werd vastgesteld. De Raad heeft in zijn overwegingen het beleid van de Sociale verzekeringsbank onderschreven, dat stelt dat voor personen van 70 jaar of ouder een vergoeding voor twee dagdelen huishoudelijke hulp kan worden toegekend indien zij door hun medische beperkingen niet in staat zijn om lichte huishoudelijke werkzaamheden te verrichten.
De Raad heeft vastgesteld dat de geneeskundig adviseurs van de Sociale verzekeringsbank, G.L.G. Kho en A.M. Ohlenschlager, geen medische noodzaak voor de uitbreiding hebben gevonden. Appellant kan lichte huishoudelijke werkzaamheden verrichten, zoals strijken en boodschappen doen. De Raad concludeert dat het bestreden besluit in stand kan blijven en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.