ECLI:NL:CRVB:2018:696
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging loonsanctiebesluit en afwijzing verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, een stichting, had hoger beroep ingesteld tegen een loonsanctiebesluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat in rechte vaststond omdat appellante geen beroep had ingesteld tegen het besluit van 20 juni 2014. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard. De Centrale Raad oordeelde dat de brief van appellante van 12 november 2014 niet kon worden opgevat als een verzoek om terug te komen van het loonsanctiebesluit. De Raad stelde vast dat het loonsanctiebesluit in rechte vaststaat en dat appellante dat besluit alleen via een aanvraag als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ter discussie kan stellen. De Raad volgde appellante niet in haar standpunt dat haar bezwaarschrift van 6 juni 2015 ook gericht was tegen het bekortingsbesluit van 28 april 2015. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met M. Greebe als voorzitter en J.S. van der Kolk en A.T. de Kwaasteniet als leden, in aanwezigheid van griffier M.A.A. Traousis.