ECLI:NL:CRVB:2018:709
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een nieuwe aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart en intrekking van de bewonersparkeervergunning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant had een nieuwe aanvraag ingediend voor een gehandicaptenparkeerkaart type bestuurder, nadat zijn eerdere aanvraag was afgewezen en zijn bewonersparkeervergunning was ingetrokken. De intrekking was gebaseerd op het feit dat de appellant niet meer in het bezit was van een geldige Europese gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders. De Raad heeft vastgesteld dat het sociaal medisch advies van 25 februari 2016 voldoende informatie bevatte om te concluderen dat de appellant in 2016 in staat was om 100 meter te voet af te leggen, terwijl dit in 2015 niet het geval was. De appellant heeft geen medische stukken overgelegd die onderbouwen dat zijn situatie is verslechterd.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders van Den Haag terecht had gehandeld door de aanvraag af te wijzen en de vergunning in te trekken. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geen reden gezien om tot een ander oordeel te komen. De appellant had aangevoerd dat het sociaal medisch advies van 2016 niet overeenkwam met dat van 2015 en dat zijn medische situatie was verslechterd. Echter, de Raad oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat zijn situatie was verslechterd en dat het college geen nader onderzoek hoefde te verrichten.
De uitspraak bevestigt dat de Centrale Raad van Beroep de eerdere beslissing van de rechtbank heeft bekrachtigd, waarbij de afwijzing van de aanvraag en de intrekking van de vergunning zijn gehandhaafd. Er zijn geen proceskosten toegewezen, aangezien er geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten was.