ECLI:NL:CRVB:2018:712
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vaststelling en terugvordering van persoonsgebonden budget (pgb) door Zorgkantoor
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. ongegrond werd verklaard. Het Zorgkantoor had op 16 september 2015 het persoonsgebonden budget (pgb) van appellant vastgesteld op € 25.164,71 en een bedrag van € 7.947,34 teruggevorderd. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Zorgkantoor verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Appellant verzocht vervolgens om herziening van het besluit, maar dit verzoek werd afgewezen omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren.
De rechtbank oordeelde dat het Zorgkantoor terecht had gehandeld en dat er geen reden was om het verzoek van appellant te honoreren. Appellant ging in hoger beroep en stelde dat het Zorgkantoor onredelijk handelde door niet terug te komen op het eerdere besluit. Hij voerde aan dat het pgb daadwerkelijk was gebruikt voor zorg en dat hij nu met een schuld aan het Zorgkantoor zat. Tijdens de zitting werd ook het vertrouwensbeginsel ingeroepen, waarbij appellant stelde dat het Zorgkantoor hem had gewezen op de mogelijkheid om een herzieningsverzoek in te dienen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden waren en dat het Zorgkantoor niet onredelijk had gehandeld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagde, omdat er geen toezegging was gedaan door het Zorgkantoor dat de ingediende stukken inhoudelijk beoordeeld zouden worden. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.