ECLI:NL:CRVB:2018:716
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering wegens geschiktheid voor arbeid na verslavingsproblematiek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant. Appellant, die als keukenmedewerker werkte, had zich op 7 oktober 2015 ziek gemeld met een alvleesklierontsteking, buikpijn en psychische klachten, en had daarnaast een verslaving aan alcohol. Het Uwv had vastgesteld dat appellant per 24 februari 2016 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij op die datum geschikt werd geacht voor zijn arbeid. De rechtbank Den Haag had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep voerde appellant aan dat de rechtbank de medische stukken die in beroep zijn ingebracht ten onrechte niet had besproken en dat hij al voor zijn werkloosheid ziek was. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op inzichtelijke wijze had uiteengezet dat er op de datum in geding geen sprake was van een actief ontstekingsproces en dat appellant niet pathologisch beperkt was. De Raad bevestigde dat de medische grondslag van het bestreden besluit deugdelijk was en dat appellant op de datum in geding in staat was zijn werk te verrichten.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.