Uitspraak
7 september 2016, 16/1600 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank het beroep van appellanten tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond heeft verklaard. Appellanten hadden op 27 juni 2015 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van woninginrichting, maar hebben niet alle benodigde gegevens ingediend. Het college heeft hen in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende gegevens aan te leveren, maar appellanten hebben dit nagelaten. Bij besluit van 10 september 2015 heeft het college de aanvraag buiten behandeling gesteld op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In hoger beroep hebben appellanten betoogd dat zij de gevraagde nota's wel degelijk hebben ingediend, maar de Raad heeft vastgesteld dat zij dit niet aannemelijk hebben gemaakt. De Raad oordeelt dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, aangezien de verstrekte gegevens onvoldoende waren voor de beoordeling van de aanvraag. Het beroep van appellanten op het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind werd verworpen, omdat dit niet in de weg staat aan de bevoegdheid van het college om gegevens op te vragen en een aanvraag buiten behandeling te stellen bij het ontbreken van die gegevens.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.