ECLI:NL:CRVB:2018:777
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsverlening op basis van verzwegen werkzaamheden en inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de intrekking van bijstandsverlening aan appellant is bevestigd. Appellant ontving sinds 23 april 2013 bijstand op grond van de Participatiewet. Naar aanleiding van een anonieme tip dat appellant werkzaamheden verrichtte bij een bedrijf, heeft de sociale recherche van de gemeente Arnhem onderzoek gedaan. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant op geld waardeerbare werkzaamheden had verricht zonder dit te melden bij het college, wat resulteerde in de intrekking van zijn bijstand. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen de intrekking ongegrond verklaard, en appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting heeft appellant aangevoerd dat zijn werkzaamheden bij het bedrijf als vriendendienst moeten worden beschouwd en dat hij geen administratie heeft bijgehouden omdat hij zich niet realiseerde dat zijn werkzaamheden problemen zouden opleveren. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad bevestigt dat de werkzaamheden van appellant op geld waardeerbaar waren en dat hij deze had moeten melden. De gronden van appellant in hoger beroep zijn in wezen een herhaling van eerdere argumenten, en de Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.