ECLI:NL:CRVB:2018:78

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 januari 2018
Publicatiedatum
12 januari 2018
Zaaknummer
17/5402 WAZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar WAZ

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaar door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant had op 10 oktober 2016 bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv, maar het bezwaar werd op 16 februari 2017 niet-ontvankelijk verklaard. De appellant stelde dat de gronden voor het bezwaar tijdig waren ingediend, omdat de laatste dag van de termijn voor het indienen op 12 februari 2017 viel, een zondag. Volgens de Algemene termijnenwet (Atw) zou de termijn verlengd moeten worden tot de eerstvolgende werkdag, zijnde 13 februari 2017. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de gronden voor het indienen van bezwaar inderdaad tijdig waren ingediend. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel en het bestreden besluit van het Uwv. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 2.004,- bedroegen, en moest het Uwv het door de appellant betaalde griffierecht van € 170,- vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 5 januari 2018.

Uitspraak

17/5402 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
28 juni 2017, 17/560 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 5 januari 2018
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.A. Buld, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2017. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Buld. Het Uwv heeft zich na kennisgeving niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Op 10 oktober 2016 heeft het Uwv een besluit genomen op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
1.2.
Appellant heeft op nader aan te voeren gronden tijdig bezwaar gemaakt tegen het besluit van 10 oktober 2016. Op 23 januari 2017 heeft het Uwv appellant verzocht uiterlijk
6 februari 2017 de gronden van het bezwaar in te dienen. Naar aanleiding van een telefonisch verzoek, heeft het Uwv bij brief van 1 februari 2017 de termijn voor het indienen van de gronden verlengd tot 13 februari 2017. Appellant heeft de gronden van het bezwaar op het kantoor van het Uwv ingediend op 13 februari 2017.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 16 februari 2017 (bestreden besluit) is het bezwaar
niet-ontvankelijk verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de laatste dag van de termijn voor het indienen van de gronden is gelegen op 12 februari 2017. Aangezien de gronden op 13 februari 2017 zijn ingediend, is met toepassing van artikel 1 van de Algemene termijnenwet (Atw) van een te late indiening van de gronden geen sprake.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 1, eerste lid, van de Atw is bepaald dat een in de wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
4.2.
Vastgesteld wordt dat 12 februari 2017 op een zondag viel. Op grond van artikel 1 van de Atw dient het einde van de termijn voor het indienen van de gronden te worden gesteld op maandag 13 februari 2017. In dit verband wordt verwezen naar een uitspraak van de Raad van 22 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2601. Dit betekent dat de gronden voor het indienen van bezwaar tijdig zijn ingediend.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep slaagt en dat de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit dienen te worden vernietigd. Het Uwv dient alsnog inhoudelijk op het bezwaar te beslissen.
5. Er bestaat aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 1.002,- in beroep en op € 1.002,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal € 2.004,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 16 februari 2017 en bepaalt dat het Uwv opnieuw op het bezwaar
dient te beslissen;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.004,-;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van in totaal € 170,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van
I.G.A.H. Toma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2018.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) I.G.A.H. Toma

OS