ECLI:NL:CRVB:2018:787
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering WIA-uitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de weigering van een WIA-uitkering aan appellant is bevestigd. Appellant, die zich op 19 september 2011 ziek meldde vanwege rug- en nekklachten, polyneuropathie en vermoeidheidsklachten, heeft na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts geen recht op een WIA-uitkering gekregen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank oordeelde dat het medisch en arbeidskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen. Appellant voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn beperkingen, maar de rechtbank vond dat de verzekeringsartsen de relevante medische informatie adequaat hadden gewogen.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunten en voegde hij nieuwe medische informatie toe. Het Uwv bevestigde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de polyneuropathie en andere klachten had betrokken in de beoordeling. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het onderzoek zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om de conclusies van de verzekeringsartsen te betwijfelen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de geselecteerde functies medisch passend waren voor appellant, binnen de grenzen van zijn vastgestelde mogelijkheden en beperkingen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 15 maart 2018.