ECLI:NL:CRVB:2018:988

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 april 2018
Publicatiedatum
5 april 2018
Zaaknummer
16/6902 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor gehoorapparaten en beoordeling van zeer dringende redenen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van twee gehoorapparaten, die in totaal € 2.629,90 kosten. Van deze kosten werd een deel vergoed via de basisverzekering en de aanvullende verzekering, maar er bleef een bedrag van € 629,90 over dat voor eigen rekening van de appellant kwam. Het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat de Zorgverzekeringswet een voorliggende voorziening is en dat er geen zeer dringende redenen waren om af te wijken van de regels in de Participatiewet.

De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat er wel degelijk sprake is van zeer dringende redenen, omdat hij in een acute noodsituatie verkeert en blijvend ernstig letsel zal oplopen als hij geen nieuwe gehoorapparaten kan aanschaffen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant niet voldoende heeft aangetoond dat hij zich in een levensbedreigende situatie bevond of dat hij blijvend ernstig letsel zou oplopen zonder de gehoorapparaten. De overgelegde medische stukken waren onvoldoende om deze claims te onderbouwen.

De Raad heeft geconcludeerd dat het college de aanvraag om bijzondere bijstand terecht heeft afgewezen en dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

16.6902 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
3 oktober 2016, 15/2352 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen (college)
Datum uitspraak: 3 april 2018
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.M. McKernan, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2018. Voor appellant
is verschenen mr. McKernan. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. P.M. Benning-Hellenbrand.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt bijstand op grond van de Participatiewet (PW) naar de norm voor een alleenstaande.
1.2.
Op 19 maart 2015 heeft appellant een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van twee gehoorapparaten ingediend. De totale kosten van deze gehoorapparaten bedragen
€ 2.629,90. Een bedrag van € 1.800,- wordt vergoed via de basisverzekering ingevolge de Zorgverzekeringswet (Zvw) en een bedrag van € 200,- via de aanvullende verzekering. Een bedrag van € 629,90 blijft voor eigen rekening van appellant. Daarnaast moest appellant nog een bedrag van € 375,- aan eigen risico voldoen.
1.3.
Bij besluit van 26 maart 2015, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 14 juli 2015 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Aan de besluitvorming heeft het college ten grondslag gelegd dat de Zvw een voorliggende voorziening is als bedoeld in artikel 15 van de PW en dat zich geen zeer dringende redenen voordoen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de PW.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daartoe heeft appellant aangevoerd dat in zijn geval wel sprake is van zeer dringende redenen. Hij heeft aannemelijk gemaakt dat hij in een acute noodsituatie verkeert en dat hij blijvend ernstig letsel zal oplopen, zowel psychisch als lichamelijk, als hij geen nieuwe gehoorapparaten (categorie 5) kan aanschaffen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant verwezen naar een medisch en arbeidskundig rapport van Margolin van augustus 2013, een brief van
ir. D.J.W.M. Scheijen, medisch adviseur van Adelante, audiologie & communicatie te Hoensbroek, van 27 september 2016 en een stuk met daarin een aantal citaten van
prof. dr. ir. W.A. Dreschler (Dreschler), hoogleraar audiologie in het AMC te Amsterdam.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat uit artikel 15, eerste lid, van de PW volgt dat appellant geen recht heeft op bijzondere bijstand voor de gehoorapparaten.
4.2.
Artikel 16, eerste lid, van de PW biedt de mogelijkheid om in afwijking van het bepaalde in artikel 15, eerste lid, van de PW de gevraagde bijstand te verlenen indien, gelet op alle omstandigheden, daartoe zeer dringende redenen noodzaken. Blijkens de Memorie van Toelichting bij artikel 16 van de Wet werk en bijstand, dat gelijkluidend is aan artikel 16 van de PW, dient in een dergelijk geval vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 1 december 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK6576) is van een acute noodsituatie sprake indien een situatie van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben, waarbij ernstig letsel zowel psychisch als lichamelijk letsel kan omvatten.
4.3.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellant er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat hij ten tijde in geding in een situatie verkeerde als bedoeld in 4.2. Uit de door appellant overgelegde brief van de medisch adviseur van Adelante blijkt weliswaar dat gehoorapparaten voor appellant noodzakelijk zijn om in het dagelijks leven en in een werksituatie auditief goed te functioneren, maar niet dat sprake is van een situatie van levensbedreigende aard. Voorts heeft appellant zijn stelling dat hij blijvend ernstig psychisch dan wel lichamelijk letsel zal oplopen als hij geen nieuwe gehoorapparaten (categorie 5) kan aanschaffen niet met objectieve medische gegevens onderbouwd. De brief van de medisch adviseur is daartoe ontoereikend. Dit geldt ook voor de andere onder 3 genoemde stukken waarnaar appellant heeft verwezen. Het rapport van Margolin ziet alleen op het vaststellen van functionele beperkingen en mogelijkheden van appellant voor het verrichten van arbeid of het volgen van een traject. Hieruit kan niet meer worden afgeleid dan dat appellant een multidisciplinair traject gaat volgen bij Adelante. Het stuk van Dreschler heeft, wat daarvan verder ook zij, niet specifiek betrekking op de gezondheidssituatie van appellant.
4.4.
Uit 4.2 en 4.3 volgt dat het college de aanvraag om bijzondere bijstand voor de resterende kosten van de gehoorapparaten terecht heeft afgewezen.
4.5.
Uit 4.4 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.L. Boxum, in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 april 2018.
(getekend) J.L. Boxum
(getekend) J. Smolders
sg