ECLI:NL:CRVB:2019:104
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit Sociale Verzekeringsbank inzake beslag op AOW-uitkering
In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) dat betrekking heeft op een beslag dat door de gemeente Amsterdam is gelegd op zijn AOW-uitkering. De Svb had verzoeker meegedeeld dat er een bedrag van € 186,91 zou worden ingehouden op zijn AOW-pensioen in verband met dit beslag. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Svb heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. Daarnaast heeft de Svb verzoeker’s verzoeken om schadevergoeding afgewezen en het bezwaar tegen het beslag niet-ontvankelijk verklaard omdat verzoeker geen gronden had ingediend.
De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak het beroep van verzoeker tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de Svb verplicht is om medewerking te verlenen aan het gelegde beslag en dat verzoeker zich in geval van bezwaren tegen de geldigheid of omvang van het beslag tot de burgerlijke rechter moet wenden. Verzoeker heeft in hoger beroep niet kunnen aantonen dat de Svb niet binnen het kader van het beslag is gebleven. De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening. De uitspraak is gedaan op 2 januari 2019.