ECLI:NL:CRVB:2019:1075

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 maart 2019
Publicatiedatum
28 maart 2019
Zaaknummer
18/64 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassen kostendelersnorm zonder afstemming op psychische gesteldheid inwonende zoon

Op 5 maart 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een appellante die bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW) en die in hoger beroep ging tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk. Dit college had de bijstand van appellante gewijzigd naar de norm voor een kostendeler, omdat er sprake was van kostendelerschap met haar inwonende zoon. Appellante betoogde dat het college had moeten afwijken van de kostendelersnorm vanwege de psychische gesteldheid van haar zoon, die weigerde bij te dragen in de kosten.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de psychische gesteldheid van de zoon geen bijzondere omstandigheid vormt die een afwijking van de kostendelersnorm rechtvaardigt. De Raad benadrukte dat voor de toepassing van de kostendelersnorm niet relevant is of de medebewoners de kosten feitelijk delen of bijdragen aan die kosten. Het enkele feit dat de zoon medebewoner is, is voldoende voor de toepassing van de kostendelersnorm. De Raad concludeerde dat de beroepsgrond van appellante niet slaagde en dat het hoger beroep niet succesvol was.

De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De griffier en de voorzitter hebben de uitspraak ondertekend, waarmee de beslissing officieel werd vastgelegd.

Uitspraak

18.64 PW-PV

Datum uitspraak: 5 maart 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 20 december 2017, 17/1895 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk (college)
Zitting heeft: O.L.H.W.I. Korte
Griffier: V.Y. van Almelo
Appellante is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door P.J. Boonstra en A. Oumghar.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Appellante ontving bijstand naar de norm voor een alleenstaande, ten tijde hier in geding op grond van de Participatiewet (PW). Bij besluit van 28 november 2016, gehandhaafd bij besluit van 15 maart 2017 (bestreden besluit), heeft het college de bijstand van appellante met ingang van 27 oktober 2016 gewijzigd naar de norm voor een kostendeler met in totaal twee personen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Niet in geschil is dat sprake is van kostendelerschap als bedoeld in artikel 19a, van de PW. Appellante heeft betoogd dat het college met toepassing van artikel 18, eerste lid, van de PW van de kostendelersnorm had moeten afwijken. Haar zoon weigert vanwege zijn psychische gesteldheid een bijdrage te leveren in de kosten.
De grond die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd is een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die grond ingegaan. De rechtbank heeft terecht overwogen dat in de psychische gesteldheid van de inwonende zoon van appellante geen bijzondere omstandigheid kan worden gezien voor afstemming in afwijking van de kostendelersnorm. Indien de psychische gesteldheid van de zoon daartoe noopt kan hij onder (professioneel) bewind worden gesteld. Verder is van belang dat het college via de Wet maatschappelijke ondersteuning hulp heeft verschaft aan de zoon van appellante.
De Raad voegt daaraan toe dat voor toepassing van de kostendelersnorm niet relevant is of de medebewoners de kosten feitelijk delen en of elk van hen daadwerkelijk bijdraagt in die kosten. Dat de zoon van appellante vanwege zijn psychische gesteldheid weigert een bijdrage te leveren in de kosten van appellante is gelet hierop dan ook niet relevant. Slechts van belang is dat hij medebewoner is. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) V.Y. van Almelo (getekend) O.L.H.W.I. Korte
md