ECLI:NL:CRVB:2019:1093
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand voor zorgverlening en persoonsgebonden budget
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland. De appellante had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op basis van de Participatiewet (PW) voor kosten die verband hielden met het beheer van haar persoonsgebonden budget (pgb) door een bewindvoerder. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Arnhem, omdat appellante niet had aangetoond dat de kosten noodzakelijk waren volgens artikel 35, eerste lid, van de PW.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, met de overweging dat bijzondere bijstand alleen kan worden verleend als de aanvrager aannemelijk maakt dat hij is aangewezen op zorg in de vorm van een pgb. De Raad bevestigde deze overweging en oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat zij niet kon overstappen naar zorg in natura (ZIN). De Raad concludeerde dat de kosten voor het beheer van het pgb niet als noodzakelijke kosten konden worden aangemerkt, omdat appellante niet had aangetoond dat zij was aangewezen op ZorgPlus voor zorgverlening.
De Raad oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken, omdat hiervoor geen aanleiding bestond. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.